Eiser meent dat hij een geslaagd beroep kan doen op de uitzondering. Eiser voert
– kort samengevat – aan dat allereerst van belang is dat de Kerk op 26 januari 2016 als kerkgenootschap is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Ten tweede acht eiser van belang dat uit een passage uit het heilige boek van het pastafarisme, The Loose Canon, volgt dat het pastafarisme wel degelijk aanbeveelt om het vergiet te dragen om het Vliegend Spaghettimonster te eren. Ten derde wijst eiser op de principiële verdeeldheid binnen het christendom over het Avondmaal en het feit dat binnen religies zoals de islam en het jodendom het dragen van hoofddeksels niet verplicht is gesteld dan wel is voorschreven. Zo zijn er binnen die laatstgenoemde religies, net als binnen het pastafarisme, geloofsgenoten die er voor kunnen kiezen om geen hoofdbedekking te dragen. Volgens eiser staat in de heilige geschriften van andere religies niets over het al dan niet verplicht dragen van een hoofddeksel. Desondanks honoreert verweerder een beroep op de uitzondering zondermeer indien een aanhanger van een dergelijke religie zich daarop beroept. Daarnaast meent eiser dat verweerder in het bestreden besluit blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting, nu de continuïteit van het dragen van het hoofddeksel slechts van belang is in geval een persoon door strikt individuele opvattingen over de eigen identiteit een hoofddeksel wil dragen. Voorts stelt eiser dat het bestreden besluit strijdig is met het gelijkheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het verbod op willekeur nu het college van burgemeester en wethouders van Den Haag een identiteitsbewijs heeft afgegeven waarbij het de aanvrager is toegestaan om met een vergiet op de pasfoto te staan. In Eindhoven is een vergelijkbare aanvraag afgewezen, aldus eiser.