Als het paard geen haver lust, dat het dan mijn kloten kust.
Als de haan ’s nachts lustig kraait, wordt zijn bakkes dichtgenaaid.
Als de hond naar varken ruikt, heeft hij vast een zeug misbruikt.
Wie zijn haar soigneert met stront, is waarschijnlijk donkerblond.
Wat baten condoom en pil als ’t wijf nie poepen wil?
Wat baten gat en bil als ’t wijf ’t vanvoren wil?
Wat baten borst en bil als de fluit nie stijven wil.
Wat niet baat niet deert. Wie niet wipt, masturbeert.
Hoe meer zielen, hoe meer chrysanten.
Met de hoed in de hand schijnt de zon in je ogen.
Als het kalf verdronken is, heeft de koe verdriet.
Wie een put graaft voor een ander, heeft veel gewerkt.
Hij die het laatst lacht, heeft de mop niet begrepen.
Zit je haar vol blauwe sneeuw, dan ben je bescheten door een meeuw.